Concept advies mbt notitie “Verbetervoorstellen Participatie en Werk”
Inleiding
De gemeente Eindhoven wil dat zoveel mogelijk mensen aan het werk gaan. Dat is goed voor de mensen zelf (zelfstandigheid, talentontwikkeling, financiële zekerheid, collega’s, enz.), dat is goed voor de stad (economische ontwikkeling, veiligheid, imago, enz.) en dat is goed voor de gemeente als uitvoerder van de zorg- en participatiewetten (minder zorgbehoefte en minder uitkeringen). Het totaal aantal mensen in 2018 met een gemeentelijke bijstandsuitkering betreft 6.700 mensen. Jaarlijks komen er 1.600 mensen bij en gaan 600 mensen uit de bijstand. Het college heeft haar ambities op het terrein van uitstroom uit de bijstandsuitkering verhoogd van 600 per jaar naar 900 per jaar. Deze ambitie wordt gevoed door het gegeven dat de economie op dit moment erg goed draait; er zijn in onze regio momenteel ruim 12.500 vacatures.
Om deze ambitie waar te maken moet er extra inzet worden gepleegd omdat mensen met een bijstandsuitkering nu eenmaal niet automatisch profiteren van deze vacaturegroei. Op meerdere terreinen is deze extra inspanning daartoe nodig. Het pakket van (verbeter)maatregelen dat vervolgens wordt voorgesteld is gericht op een betere dienstverlening aan werkzoekenden én aan ondernemers met als doel een betere match tussen vraag en aanbod.
Bij alle maatregelen dient beseft te worden dat bij een groot deel van mensen met een bijstandsuitkering het volgende aan de orde is: lage opleiding, weinig werkervaring, teleurstellingen op het gebied van onderwijs en arbeid, financiële-, fysieke- en/of psychische problemen. Het grootste deel van de mensen met een bijstandsuitkering heeft deze uitkering langer dan 3 jaar en is ouder dan 45 jaar.
Het college wil de voorgestane verbeterslag in eerste instantie maken binnen de huidige structuur. Als dat niet lukt binnen de huidige kaders wil men in 2020 ook de structuur aanpakken. Het betreft dan de complexe keten van samenwerkingspartners; gemeente, participatiebedrijf, WIJeindhoven en talloze trajectaanbieders. De druk om succesvol te zijn in het terugdringen van het aantal bijstandsgerechtigden is groot omdat (naast de maatschappelijke verantwoordelijkheid) er tevens een financiële noodzaak aanwezig is; de rijksvergoeding voor de bijstand zal anders na 2020 niet meer toereikend zijn.
Voorgestelde maatregelen
Er wordt een groot aantal maatregelen voorgesteld dat ertoe moeten leiden dat de ambitie van een grotere uitstroom uit de bijstand gerealiseerd wordt. Genoemd worden onder meer:
- Werkgevers helpen bij het meer passend maken van banen/functies ten behoeve van bijstandsgerechtigden.
- Komen tot regionale beleidsafstemming en één aanspreekpunt bij publieke organisaties .
- Veel beter leren kennen van cliënten en zijn/haar talenten en competenties - Meer inzet op het vlak van scholing, begeleiding en indien nodig hulpverlening.
- Actieve handhaving om vrijblijvendheid terug te dringen.
- Tegengaan van versnippering van allerlei vormen van dienstverlening en daardoor de effectiviteit vergroten van het participatie-instrumentarium.
Conclusie: Wij kunnen deze en ook de andere genoemde maatregelen van harte onderschrijven. Iedereen is natuurlijk voor verhoogde uitstroom uit de bijstand en niemand is tegen het noodzakelijkerwijze verbeteren van niet goed lopende processen.
Een aantal punten willen we kritisch tegen het licht houden en een aantal punten missen wij.
Kamerbrief staatssecretaris T. van Ark van 16 januari 2019
De staatssecretaris schrijft aan de Tweede Kamer onlangs een brief over taaleisen en tegenprestaties voor mensen in de bijstand. Om volwaardig mee te doen in onze samenleving is het spreken van de Nederlandse taal onmisbaar. Voor een praatje met de buren, gesprekken op de werkvloer of bij het solliciteren naar een baan. Ook als het tijdelijk even niet lukt is het belangrijk om arbeidsfit te blijven en mee te blijven doen. Zowel de taal - eis, als de tegenprestatie helpt mensen mee te kunnen laten doen. Het is onacceptabel dat, zeker in tijden van krapte op de arbeidsmarkt, mensen onnodig aan de kant blijven staan. In het Regeerakkoord is daarom opgenomen dat het kabinet in gesprek gaat met gemeenten over de wijze waarop zij actief uitvoering geven aan de tegenprestatie. Daarnaast is in het Regeerakkoord aangegeven dat er niet-vrijblijvende bestuurlijke afspraken gemaakt worden met gemeenten over de verplichting om de Nederlandse taal te leren. Wij gaan verder in op de tegenprestatie en de taaleis.
Taaleis
Vanaf 1 januari 2016 is de Wet Taaleis van kracht. De wet vereist dat een bijstandsaanvrager de Nederlandse taal voldoende beheerst, met de gedachte dat mensen sneller werk vinden als zij over voldoende vaardigheden in de Nederlandse taal beschikken. Gemeenten moeten de aanvrager korten op de uitkering als hij of zij niet aan de taaleis voldoet en zich onvoldoende inspant om zich de Nederlandse taal eigen te maken.
Vraag: Wij vragen het college wat Eindhoven vanaf 2016 met deze verplichting gedaan heeft en welke cijfers hierover bekend zijn. Als hierop tot op heden geen of weinig actie is uitgezet is onze vraag of het huidige college voornemens is hier wel actie op te ondernemen.
Tegenprestatie
De tegenprestatie is per 1 januari 2012 in de Participatiewet ingevoerd voor belanghebbenden van 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Dientengevolge moeten gemeenten het opdragen van een tegenprestatie aan personen met een uitkering op grond van de Participatiewet regelen bij verordening. Daartoe dient de gemeente expliciet beleid te ontwikkelen betreffende de inhoud, omvang en duur van de tegenprestatie. Een tegenprestatie is een maatschappelijk nuttige activiteit die onbetaald en van beperkte duur en omvang is. Het mag geen werk zijn dat normaal gesproken betaald is. De bijstandsgerechtigde is verplicht om de opgedragen tegenprestatie uit te voeren. Als de bijstandscliënt dit weigert, kan de gemeente een maatregel opleggen.
Vraag: Het vorige college koos er voor om geen werk te maken van de eis van de tegenprestatie. Wat is, mede in het licht van de brief van de staatsecretaris, het standpunt van het huidige college over de tegenprestatie.
Activering
In de voorstellen missen wij de nuttige functie van vrijwilligerswerk dat een uitstekende opstap kan zijn naar een actiever leven, naar contacten buiten de deur, naar nieuwe ontplooiingsmogelijkheden en naar arbeid. Er zijn talloze instellingen en organisaties die vrijwilligers tekort komen. Echter, dit vraagt wel van de cliëntondersteuner dat deze ook daadwerkelijk de cliënt goed kent en dus weet wat zijn interesses en mogelijkheden zijn.
Wij schrokken ervan te vernemen uit uw notitie dat “men de cliënt niet kent”. Als dat zo is dan kan er van nimmer sprake zijn van effectieve trajectbegeleiding. Dit klemt te meer aangezien er ook al sprake is van gebrekkig zicht, zoals u meldt, op effectiviteit van trajecten door talloze aanbieders.
De ondersteuning om mensen vaardigheden te leren en naar werk te begeleiden is in deze notitie voorbehouden aan het participatiebedrijf. Graag wijzen er op dat er in de sociale basis meerdere verschillende initiatieven zijn, die begeleidingstrajecten bieden met succesvolle resultaten.
Advies: Stimuleer vrijwilligerswerk als opstapmogelijkheid en stimuleer die initiatieven uit de sociale basis die aantoonbaar een bijdrage leveren aan succesvolle begeleiding.
Ontzorgen
Vaak wordt deze term gebruikt bij activiteiten die erop gericht zijn om het werkgevers gemakkelijk te maken om een werkloze in dienst te nemen. Dat is een nuttige activiteit die bijdraagt aan meer kansen voor werklozen. Ontzorgen kan ook van toepassing zijn op de bijstandsgerechtigde zelf. Bij tijdelijk werk en bij deeltijdarbeid wordt het voor uitkeringsgerechtigden heel in gewikkeld en vooral heel onzeker. Daardoor “kiezen” sommigen van hen er voor om in de bijstand te blijven, terwijl ze liever zouden werken. Werken, zoals dat genoemd wordt, loont dan niet. Het moet toch mogelijk zijn om iemand voor minimaal een half jaar de zekerheid te geven (als tegenprestatie voor het accepteren van een tijdelijke parttime baan) dat alle financiën gewoon doorlopen (uitkering en toeslagen) en de gemeente afrekent met het betreffende bedrijf. Dit is een soort payroll-constructie die voor de cliënt alleen voordelen heeft. Hierdoor ontstaat een vorm van ontzorgen voor de cliënt en een vorm van tegenprestatie door de gemeente. Met deze inzet kan de gemeente bij weigering ook terecht sanctioneren.
Advies: kijk veel beter naar wat cliënten tegenhoudt om stappen te zetten en haal zo veel mogelijk belemmeringen weg; ontzorg niet alleen de werkgevers maar ook de cliënt.
Organisatie
In de notitie wordt aangegeven dat als de resultaten van het voorgestelde pakket maatregelen tegenvalt, dat dan naar de structuur van de (keten)organisatie zal worden gekeken. De cliëntenraad geeft hierbij als advies 6 uitgangspunten die als start kunnen dienen bij het beter inrichten van de dienstverlening en de organisatie daarvan.
Uitgangspunten (vanuit cliëntperspectief) voor een betere dienstverlening en organisatie daarvan:
- Leer de cliënt, zijn omstandigheden, zijn ervaring, zijn opleidingen, zijn competenties en zijn interesses goed kennen.
- Laat door deskundig onderzoek de sterke en minder sterke kanten in beeld brengen.
- Op basis van de ontstane relatie én gedegen kennis van het profiel van de kandidaat samen kijken waar de beste kansen liggen, hoe de cliënt zichzelf het beste kan presenteren en vervolgens samen op zoek gaan naar een passend traject naar arbeid.
- Arbeid kan zijn: tijdelijk, parttime, met intensieve begeleiding, met loonkostensubsidie enz.
- Het hele proces (van intake tot plaatsing en van nazorg tot mogelijke herplaatsing) begeleid door één deskundige jobcoach die thuis is in de wereld van onderwijs, arbeid en inkomen.
- Bij voorkeur één krachtig overheidsinstituut voor arbeidsbemiddeling.
Advies: Wij adviseren om bovengenoemde 6 uitgangspunten te hanteren voor het beter inrichten van de dienstverlening en de organisatie daarvan. Wij zouden graag, vanuit het cliëntperspectief, over de uitgangspunten voor zo’n nieuwe structuur in een vroeg stadium willen meedenken.
Advies m.b.t “Raadsvoorstel strategisch plan GRWRE 2019 – 2022”
Inleiding
De gemeente Eindhoven wil dat zoveel mogelijk mensen aan het werk gaan. Dat is goed voor de mensen zelf (zelfstandigheid, talentontwikkeling, financiële zekerheid, collega’s, enz.), dat is goed voor de stad (economische ontwikkeling, veiligheid, imago, enz.) en dat is goed voor de gemeente als uitvoerder van de zorg- en participatiewetten (minder zorgbehoefte en minder uitkeringen).
Om deze ambitie waar te maken moet er extra inzet worden gepleegd omdat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt nu eenmaal niet automatisch profiteren van deze vacaturegroei. Op meerdere terreinen is deze extra inspanning daartoe nodig. Het pakket van (verbeter) maatregelen waaraan gewerkt wordt is gericht op een betere dienstverlening aan werkzoekenden én aan ondernemers met als doel een betere match tussen vraag en aanbod.
Bij alle maatregelen dient beseft te worden dat bij een groot deel van mensen met een uitkering het volgende aan de orde is: lage opleiding, weinig werkervaring, teleurstellingen op het gebied van onderwijs en arbeid, financiële-, fysieke- en/of psychische problemen. Het grootste deel van de mensen met een uitkering heeft deze uitkering langer dan 3 jaar en is ouder dan 45 jaar.
Raadsvoorstel strategisch plan
Het voorliggend raadsvoorstel betreft een uitwerking van een eerder gekozen koers uit 2017: betere samenhang en samenwerking door betrokken partners. De GRWRE heeft als ambitie om 2.500 tot 3.000 inwoners te begeleiden naar werk.
Activering
In de voorstellen missen wij de nuttige functie van vrijwilligerswerk dat een uitstekende opstap kan zijn naar een actiever leven, naar contacten buiten de deur, naar nieuwe ontplooiingsmogelijkheden en naar arbeid. Er zijn talloze instellingen en organisaties die vrijwilligers tekort komen. Echter, dit vraagt wel van de cliëntondersteuner dat deze ook daadwerkelijk de cliënt goed kent en dus weet wat zijn interesses en mogelijkheden zijn.
Advies: Stimuleer vrijwilligerswerk als opstapmogelijkheid en stimuleer die initiatieven uit de sociale basis die aantoonbaar een bijdrage leveren aan succesvolle begeleiding.
Ontzorgen
Vaak wordt deze term gebruikt bij activiteiten die erop gericht zijn om het werkgevers gemakkelijk te maken om een werkloze in dienst te nemen. Dat is een nuttige activiteit die bijdraagt aan meer kansen voor werklozen. Ontzorgen kan ook van toepassing zijn op de bijstandsgerechtigde zelf. Bij tijdelijk werk en bij deeltijdarbeid wordt het voor uitkeringsgerechtigden heel in gewikkeld en vooral heel onzeker. Daardoor “kiezen” sommigen van hen er voor om in de bijstand te blijven, terwijl ze liever zouden werken.
Werken, zoals dat genoemd wordt, loont dan niet. Het moet toch mogelijk zijn om iemand voor minimaal een half jaar de zekerheid te geven (als tegenprestatie voor het accepteren van een tijdelijke parttime baan) dat alle financiën gewoon doorlopen (uitkering en toeslagen) en de gemeente afrekent met het betreffende bedrijf. Dit is een soort payroll-constructie die voor de cliënt alleen voordelen heeft. Hierdoor ontstaat een vorm van ontzorgen voor de cliënt en een vorm van tegenprestatie door de gemeente. Met deze inzet kan de gemeente bij weigering ook terecht sanctioneren.
Advies: kijk veel beter naar wat cliënten tegenhoudt om stappen te zetten en haal zo veel mogelijk belemmeringen weg; ontzorg niet alleen de werkgevers maar ook de cliënt.
Organisatie
De cliëntenraad geeft als advies 6 uitgangspunten die als start kunnen dienen bij het beter inrichten van de dienstverlening en de organisatie daarvan. Uitgangspunten (vanuit cliëntperspectief) voor een betere dienstverlening en organisatie daarvan:
- Leer de cliënt, zijn omstandigheden, zijn ervaring, zijn opleidingen, zijn competenties en zijn interesses goed kennen.
- Laat door deskundig onderzoek de sterke en minder sterke kanten in beeld brengen.
- Op basis van de ontstane relatie én gedegen kennis van het profiel van de kandidaat samen kijken waar de beste kansen liggen, hoe de cliënt zichzelf het beste kan presenteren en vervolgens samen op zoek gaan naar een passend traject naar arbeid.
- Arbeid kan zijn: tijdelijk, parttime, met intensieve begeleiding, met loonkostensubsidie enz.
- Het hele proces (van intake tot plaatsing en van nazorg tot mogelijke herplaatsing) begeleid door één deskundige jobcoach die thuis is in de wereld van onderwijs, arbeid en inkomen.
- Bij voorkeur één krachtig overheidsinstituut voor arbeidsbemiddeling.
Advies: Wij adviseren om bovengenoemde 6 uitgangspunten te hanteren voor het beter inrichten van de dienstverlening en de organisatie daarvan.
We begrijpen dat de GRWRE staat voor regionale samenwerking. Het strategische jaarplan heeft dus niet alleen betrekking op de gemeente Eindhoven en haar inwoners. Daarbij heeft het betrekking op de uitvoering van de WSW, Beschut werken, LKS en Participatiebedrijf. In het advies inzake de commissienotitie “Verbetervoorstellen Participatie en Werk”, heeft de cliëntenraad aangegeven in een vroeg stadium te willen meedenken over de uitgangspunten voor een nieuwe structuur. Voor het onderdeel binnen het Participatiebedrijf zou dit, wat ons betreft, in een vorm van co-creatie kunnen.
Tussentijdse evaluatie huishoudelijk ondersteuning
Inleiding
Op 30 september 2017 heeft de cliëntenraad Sociaal Domein een advies uitgegeven op het voornemen van de gemeente om van het indiceren van uren over te stappen naar het indiceren op resultaat. Het advies van de cliëntenraad is als bijlage gevoegd. In november 2017 is de cliëntenraad op non actief komen staan, waardoor wij de invoering destijds niet meer hebben kunnen opvolgen.
Sinds het hernieuwd aantreden van de cliëntenraad, vanaf april 2018, heeft zij veel energie besteed aan een gedegen reactie op het grote pakket bezuinigingsmaatregelen. Onderdeel van dit pakket was ook de beheersing van de kosten van de WMO waaronder die van de huishoudelijke hulp.
Wij hebben daar toen uitvoerig op gereageerd middels een brief van 30 mei 2018. Nadien hebben wij ingesproken op 19 juni 2018. Het college heeft gereageerd op ons schrijven. Op 26 juni 2018 vond een meningsvormende discussie in de raad plaats en op 3 juli vond een definitief raadsbesluit plaats. Al die tijd hebben wij met veel betrokkenheid de discussie gevolgd en leden van de cliëntenraad hebben hun contacten gebruikt voor lobby voor het standpunt van de cliëntenraad.
In de periode september tot en met december 2018 hebben wij de landelijke discussies met interesse gevolgd die betrekking hadden op de uitvoering door gemeenten van de WMO huishoudelijk hulp. Door jurisprudentie over dit onderwerp leek steeds duidelijker dat gemeenten juridisch gedwongen zouden worden om het beleid rond huishoudelijke hulp, met name ingestoken vanwege bezuinigingen, te herzien in het voordeel van de cliënten, door een indicatie in uren af te geven. Het college heeft destijds aangegeven dat ze een reactie van de VNG afwacht alvorens een start te maken met het afhandelen van de bezwaarzaken.
In het kader van de WMO compensatieplicht hebben mensen die aan de criteria voldoen recht op hulp. Daar kan de gemeente niet vanaf wijken. Personen met beperkingen moeten worden gecompenseerd door toekenning van maatwerkvoorziening die hen in staat stelt om op een gelijkwaardige manier te participeren in de samenleving. Onder deze compensatieplicht wordt ook gerekend het voeren van een huishouding waaronder een schoon huis.
Communicatie / informatievoorziening
Op 5 februari 2019 heeft het college van B&W de cliëntenraad voorzien van informatie omtrent de laatste ontwikkelingen en gemaakte keuzes in dit dossier. De door de cliëntenraad gestelde vragen over de rechterlijke uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in kwestie zijn beantwoord.
De gemeente Eindhoven laat desgevraagd weten dat het de bezwaarschriften conform de jurisprudentie gaat afhandelen. Dat wil zeggen dat de gemeente per bezwaarzaak alsnog overgaat tot het indiceren van uren. Náást de indicatie op resultaat. Inmiddels heeft VWS en de VNG toegezegd dat er een handreiking komt, waar de gemeente Eindhoven op wacht. In de tussentijd zal het beleid niet worden aangepast.
De gemeente heeft ervoor gekozen om de afhandeling van de bezwaarzaken ambtelijk te laten verlopen. Die mogelijkheid heeft de gemeente. De cliëntenraad vind het echter jammer dat de gemeente geen externe bezwaarcommissie heeft ingeschakeld, omdat hier in diverse gemeenten in Nederland positieve resultaten mee behaald zijn. Een externe bezwaarcommissie handelt immers op een onafhankelijke wijze de bezwaarschriften af én is in staat op de gemeente van advies te voorzien over het gevoerde beleid.
Ook heeft de cliëntenraad op 5 februari 2019 de inspraakavond, die op verzoek van de politieke partijen D’66, DENK, OAE en SP is georganiseerd, bijgewoond. Tijdens de inspraakavond van 5 februari 2019 is door enkele insprekers het vermoeden uitgesproken dat er meer inwoners ontevreden zijn over de wijzigingen in hun huishoudelijke ondersteuning, maar dat deze inwoners geen bezwaar indienen. Bijvoorbeeld uit angst om nog meer ondersteuning te verliezen, maar ook uit zelfrespect en schaamte.
Wij begrijpen dat ongeveer 300 inwoners bezwaar hebben aangetekend tegen de ontvangen beschikking. De cliëntenraad vind deze signalen zorgwekkend.
Hoe kijkt het college hiernaar en wat gaat het college doen om daar meer inzicht in te krijgen?
Zienswijze cliëntenraad Sociaal Domein
Discussie draait om het feit dat er in plaats van uren is overgaan naar het resultaatgericht indiceren. De cliëntenraad heeft in haar brief van 30 mei 2018 juist aangegeven dat kwaliteit van geleverde zorg in het geding komt en dat er nu juist behoefte is aan een scherpere beschrijving van zorgproducten. Kern van het probleem is dat er minder tijd wordt gegeven om ondersteuningsplannen uit te voeren en dus blijft er noodzakelijk schoonmaakwerk liggen en vrijwilligers voor schoonmaakactiviteiten dienen zich niet in grote getallen aan.
Resultaatgericht indiceren zonder ook een toekenning in uren is onrechtmatig en ook in strijd met rechtszekerheid. De partijen gehoord te hebben is de cliëntenraad van mening dat de gemeente Eindhoven de rechterlijke uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dient te respecteren. Wij roepen de gemeente op tot het onderzoeken naar mogelijkheden voor de implementatie van de rechterlijke uitspraak over de volle breedte van het uitvoeringsbeleid Huishoudelijke Ondersteuning.
De cliëntenraad vind het namelijk voor inwoners onwenselijk dat er een twee sporen beleid zal worden gehanteerd en dat mensen bezwaar zouden moeten maken om inzicht te krijgen in het aantal uur waarvoor men huishoudelijke ondersteuning krijgt.
Over het vervolg van dit dossier wil de cliëntenraad graag periodiek door het college geïnformeerd en betrokken worden, waarbij de cliëntenraad de mogelijkheid heeft om (on)gevraagd te adviseren.
Cliëntenraad Sociaal Domein
Brief mbt rapport rekenkamer april 2019
Eindhoven, 23 april 2019
Geacht college,
Hierbij treft u het advies aan van de Cliëntenraad Sociaal Domein (CRSD) over het in maart 2019 uitgebracht rapport “Werk aan de winkel” van de Eindhovense Rekenkamer ter zake de evaluatie van het participatiebeleid.
De rekenkamercommissie beveelt in dat rapport aan om met urgentie en daadkracht het volgende te realiseren:
- een vereenvoudiging van de keten en nemen hierbij van de regierol;
- beleidskeuzes te heroverwegen, zoal de participatietaken bij WIJeindhoven, die negatief uitwerken op de doelmatigheid en doeltreffendheid van het participatiebeleid;
- te leren van de uitvoering door andere gemeenten zoals ’s-Hertogenbosch en Helmond;
- te leren van een gerichte aanpak als voor statushouders en jeugd.
De Cliëntenraad bracht in januari 2019 een advies uit over de commissienotitie “Verbetervoorstellen Participatie en werk”. In dit advies hebben wij destijds uitgangspunten geformuleerd, vanuit cliëntperspectief, voor een betere dienstverlening en organisatie van de participatietaken, onder meer:
- Leer de cliënt, zijn omstandigheden, zijn ervaring, zijn opleidingen, zijn competenties en zijn interesses goed kennen.
- Laat door deskundig onderzoek de sterke en minder sterke kanten in beeld brengen.
- Op basis van de ontstane relatie én gedegen kennis van het profiel van de kandidaat samen kijken waar de beste kansen liggen, hoe de cliënt zichzelf het beste kan presenteren en vervolgens samen op zoek gaan naar een passend traject naar arbeid.
- Arbeid kan zijn: tijdelijk, parttime, met intensieve begeleiding, met loonkostensubsidie enz.
- Het hele proces (van intake tot plaatsing en van nazorg tot mogelijke herplaatsing) begeleid door één deskundige jobcoach die thuis is in de wereld van onderwijs, arbeid en inkomen.
- Bij voorkeur één krachtig overheidsinstituut voor arbeidsbemiddeling.
Wij zien in de aanbevelingen van de Rekenkamer duidelijke overeenkomsten met de in ons advies geformuleerde uitgangspunten. Wij vinden dat de Rekenkamer een zeer bruikbaar rapport heeft uitgebracht en daarbij niemand gespaard heeft. Wij onderschrijven hun aanbevelingen en hopen dat deze, tezamen met ons advies, een goede aanzet vormen voor het toekomstige participatiebeleid.
Wij hopen spoedig van u reactie te mogen vernemen en wij zijn natuurlijk altijd bereid om met u hierover in gesprek te gaan.
Met vriendelijke groet,
Namens de Cliëntenraad Sociaal Domein,
Ab Czech, voorzitter
Advies m.b.t huishoudelijke ondersteuning
Inleiding
In onze tussentijdse evaluatie huishoudelijke ondersteuning van februari 2019 hebben wij als cliëntenraad Sociaal Domein (CRSD) reeds onze zorgen geuit over de problematiek rondom de uitwerking van het beleid inzake huishoudelijke ondersteuning. De zorgen zijn eerder gedeeld zowel met het college, de gemeenteraad als met ambtenaren en recentelijk nog in een gesprek met wethouder Richters op 28 mei 2019. Dit (ongevraagd) advies is vastgesteld in onze CRSD vergadering van dinsdag 11 juni 2019. De problematiek spitst zich voor de CRSD toe op twee punten, te weten de rechtsongelijkheid en het gebrek aan maatwerk.
Rechtsongelijkheid
De CRSD constateert dat er een verschil in behandeling is ontstaan, en daarmee rechtsongelijkheid, tussen inwoners die een nieuwe aanvraag voor de huishoudelijke ondersteuning indienen en de inwoners die al een indicatie ontvangen hebben voor huishoudelijke ondersteuning.
Voor de eerste groep inwoners geldt dat de praktijk uitwijst dat als zij bezwaar maken zij er allemaal op vooruit gaan en ook de geïndiceerde uren worden vermeld. Ons advies aan inwoners die een nieuwe aanvraag voor huishoudelijke ondersteuning indienen, zou zijn om allen bezwaar te maken, want het loont altijd. Het is toch te heel vreemd, dat wij dat zouden moeten adviseren! Het zou toch zo moeten zijn dat ze dit krijgen omdat het hen, conform de uitspraak van de rechter, gewoon toekomt.
Ook zien en horen wij dat er verschillen ontstaan tussen gebruikers van een PGB en ZIN. Al eerder hebben wij ons vermoeden uitgesproken richting ambtenaren dat er sprake lijkt van een gevoerd PGB-ontmoedigingsbeleid. Dit blijkt o.a. uit het hanteren van niet marktconforme tarieven en het beperken van keuzevrijheid door de ZIN-aanbieders naar voren te schuiven.
Maatwerk
In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) staat de individuele maatwerkvoorziening als volgt omschreven:
“Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang”
In de gesprekken die wij de afgelopen maanden hebben gevoerd met zowel wethouder Richters als ook de manager Beleid & Strategie van de gemeente, merken wij dat de intentie om maatwerk te leveren er wel is. Als beleid daadwerkelijk wordt omgezet naar uitvoering, merken wij en inwoners daar weinig meer van. Afspraken die daarover gemaakt zijn, worden vaak niet nagekomen. Daarnaast merken we ook dat de inhoudsdeskundigheid van sommige medewerkers in de uitvoering tekort schiet. Inwoners zijn hier de dupe van. Het lijkt erop dat de doelgroep die dit nodig heeft, het hardste moet vechten om te ontvangen wat ze nodig hebben.
Advies
Rechtsongelijkheid
De rechtsongelijkheid zal blijven bestaan zolang de gemeente haar beleid niet wijzigt conform de nu geldende jurisprudentie. In een reactie heeft het college laten weten dat ze wachten op de aanpassing die de minister H. de Jonge zal gaan voorstellen. Dat kan zeker nog een jaar duren, waarbij het onzeker is of dit bijvoorbeeld ook door de Eerste Kamer zal worden bekrachtigd. De CRSD vindt derhalve dat de rechtsongelijkheid z.s.m. ongedaan moet worden gemaakt door:
- de incidentele huishoudelijke taken voor alle aanvragers beschikbaar te stellen en dit in de werkprocedure op te dragen aan de generalist van WIJeindhoven; • het KPMG-rapport over Huishoudelijke ondersteuning in zijn volledigheid te hanteren;
- in de beschikkingen in uren te indiceren zolang de huidige wet van toepassing is.
Maatwerk
- Zet de intentie van de gemeentelijk daadwerkelijk om in uitvoering en pas daarbij maatwerk toe.
- Zorg ervoor dat de inhoudelijke deskundigheid van medewerkers en WIJgeneralisten overeenkomstig is met het beleid dat ze uitvoeren en de doelgroep waar ze mee werken.
Second opinion en onafhankelijke cliëntondersteuning
- Wijs inwoners actief op de mogelijkheid voor een second opinion en de mogelijkheid om ten alle tijden, bij voorkeur reeds bij de start van het proces, onafhankelijke cliëntondersteuning te betrekken. Wij staan open voor overleg met het college en gemeenteraad om een positieve bijdrage te leveren bij het oplossen van de ontstane situatie.
Cliëntenraad Sociaal Domein,
11 juni 2019
Advies m.b.t budgetplafonds, herindicatie en kwaliteit
Inleiding
Medio 2018 hebben we als Cliëntenraad Sociaal Domein gebruik gemaakt van het inspreekrecht bij het agendapunt kostenbeheersing 2e lijn. Daarnaast hebben de gezamenlijke Zorgaanbieders in onze regio (zie brief 16 oktober 2018) alsmede het Platform VG (zie brief 16 oktober 2018) hun zorgen geuit over de gevolgen van het contracteerbeleid en bezuinigingen van de gemeente Eindhoven voor mensen met een verstandelijke beperking.
Conform het voorstel in de schriftelijke reactie van mevrouw Y. Bieshaar, directeur Sociaal Domein, op 26 november 2018 aan het Platform VG heeft de CRSD met de zorgaanbieders voor mensen met een verstandelijke beperking op maandag 27 mei 2019 overleg gehad. Doel van het overleg was het evalueren van het inkoopbeleid in aanwezigheid van een contractmanager van de gemeente.
Naar aanleiding van deze evaluatie hebben wij op 28 mei 2019 tijdens een overleg met wethouder Richters onze grote zorg uitgesproken over de beschikbaarheid en continuïteit van zorg voor deze doelgroep. Dit (ongevraagd) advies betreft drie knelpunten te weten: budgetplafonds, herindicatie en kwaliteit. Dit advies is vastgesteld in onze vergadering van dinsdag 11 juni 2019
Budgetplafonds
Wij hebben in het gesprek met de wethouder de volgende knelpunten aangegeven die in het eerder genoemd overleg ter sprake zijn gekomen:
- Het budgetplafond jeugd wordt bij sommige aanbieders fors overschreden vanwege ernstige problematiek bij jeugdige cliënten waarbij het niet verantwoord is om in deze in de kou te laten staan.
- Aanbieders geven aan dat extra zorg in sommige situaties onvermijdelijk is omdat de cliënt al in zorg is en situaties dermate urgent zijn dat extra inzet noodzakelijk is.
- Aanbieders hebben hierin hun verantwoordelijkheid genomen en professioneel gehandeld ook al voor de tijd dat de mogelijkheid voor het zogenaamde frictiebudget bestond.
Wij vinden het belangrijk dat deze aanbieders in staat zijn de zorg aan inwoners te kunnen continueren en daarvoor is het nodig dat zij op korte termijn een toezegging krijgen over de financiering van deze extra zorg. Uit de door ons verkregen informatie bleek, dat er verschillende inwoners met een (licht) verstandelijke beperking de noodzakelijke begeleiding niet krijgen en daarom thuis verblijven. Dat dit tot zeer vervelende en schrijnende situaties kan leiden behoeft geen verdere uitleg.
De gemeente heeft toegezegd om in mei 2019 duidelijkheid te geven aan de zorgaanbieders over een zogenaamde herschikking van het budgetplafond. Wij begrijpen dat u tot op heden die duidelijkheid over de herschikking nog niet heeft gegeven. Het verontrust ons als wij van zorgaanbieders vernemen dat zij genoodzaakt worden vakbekwame medewerkers te ontslaan, omdat er in hun exploitatie grote tekorten zijn ontstaan. Tekorten die ontstaan zijn doordat er door de grote achterstand bij het servicebureau nog geen beschikkingen zijn uitgegaan en betalingen ook in het kader van de PGB zijn stopgezet.
Wij hebben van de gemeente vernomen dat het beoogde nieuwe inkoopbeleid pas met ingang van 2021 geëffectueerd zal worden. Dit baart ons zorgen vanwege de continuïteit van zorg die mogelijk in het gedrang komt. Met aanbieders voor kinderen met een verstandelijke beperking heeft u mede door ons toedoen afgelopen jaar aanvullende financiële afspraken gemaakt. Deze zorgaanbieders kunnen zonder verlenging van deze afspraak voor 2020 deze zorg niet continueren. Wij vinden het belangrijk dat u aanbieders snel duidelijkheid geeft over de verlenging van de afspraken voor 2020, zodat er geen nieuwe ongewenste effecten ontstaan door te lange perioden van onzekerheid.
Herindicaties
Wij vernemen dat inwoners, los van de bovengenoemde doelgroep, vaak lang in onzekerheid verkeren over de verlenging van hun indicatie, soms een periode zonder indicatie zitten en onzekerheid hebben of de zorgaanbieder de zorg mag blijven geven.
Kwaliteit
Wij vangen signalen op dat de generalisten die herindicaties verrichten onvoldoende deskundig zijn. Wij vinden dat een generalist/medewerker servicebureau gedegen kennis moet hebben van de doelgroep om een goede inschatting/indicatie te kunnen maken over hoe het met iemand gaat en wat hij of zij nodig heeft. Wij vragen aandacht voor het stellen van kwaliteitseisen aan de medewerkers van de gemeente en/of Wijgeneralisten. De begeleiding van mensen met een verstandelijke beperking vraagt specifieke deskundigheid. Vaak worden mensen met een verstandelijk beperking overschat. Wij krijgen signalen dat de ondersteuning aan deze doelgroep door de financiële ingrepen van de gemeente Eindhoven onvoldoende geleverd kan worden.
Advies
Samenvattend komen wij tot het volgende advies:
1. Bied snel duidelijkheid aan instellingen m.b.t. herschikking budgetplafonds en verlenging van afspraken voor 2020.
2. Zorg ervoor dat op korte termijn de achterstanden bij het servicebureau worden weggewerkt. Als dat niet mogelijk is, neem dan de collectieve beslissing om herindicaties te verlengen tot het moment dat de aanvragen wel kunnen worden opgepakt.
3. Zorg ervoor dat de inhoudelijke deskundigheid van gemeentelijk medewerkers en WIJgeneralisten overeenkomstig is met het beleid dat ze uitvoeren en de doelgroepen waarmee ze werken.
4. Betrek ons actief en in een vroeg stadium bij het ontwikkelen van het nieuwe inkoopkader.
Wij staan open voor overleg met het college en gemeenteraad om te voorkomen dat inwoners mét of zonder beperking verder tussen wal en schip vallen.
De Cliëntenraad Sociaal Domein,
11 juni 2019
Ongevraagd advies salariskosten interim-bestuurder WIJeindhoven
Inleiding
Uit de jaarrekening 2018 van de stichting WIJeindhoven blijkt dat de interim-bestuurder van deze stichting, de heer P. Notten, in de laatste vier maanden van dat jaar dat hij voor WIJeindhoven actief was, ruim 70.000 euro heeft ontvangen. Het salaris voor zijn werkzaamheden tot mei 2019 is niet bekend gemaakt. De Cliëntenraad Sociaal Domein van de gemeente Eindhoven vindt dit onaanvaardbaar, gezien het feit dat een groot aantal Eindhovenaren geleden heeft onder de bezuinigingen, die de gemeente Eindhoven de afgelopen jaren heeft doorgevoerd in het sociaal domein. Dat staat in schril contrast met exceptioneel salarisniveau van deze interim-bestuurder.
Probleem
De heer Notten werd in 2018 aangesteld om orde op zaken te stellen met betrekking tot de financiële- en organisatorische problemen bij de stichting WIJeindhoven. In 2019 zijn wij echter nog steeds geconfronteerd met het feit dat WIJeindhoven niet optimaal functioneert, voorbeelden hiervan zijn: het niet kunnen aanleveren van kwartaalcijfers, het ontbreken van kwaliteit bij personeelsleden en het niet goed functioneren van de ketenaanpak.
Dat men vanuit de gemeente Eindhoven geen mogelijkheden zou hebben om tegen deze ongewenste salariëring op te treden is de vraag. WIJeindhoven nam toch een bevoorrechte en dus speciale positie in ten opzichte van alle andere (met elkaar concurrerende) instellingen. Wij vinden het ook zeer terecht dat de Raad van Toezicht van de stichting WIJeindhoven door het college om uitleg is gevraagd. Wij willen op de hoogte worden gehouden over de resultaten van dit overleg.
De vragen vanuit de gemeenteraad over de feitelijke opbrengst van deze interim-bestuurder voor WIJeindhoven onderschrijven wij dan ook van harte.
Vragen
Aanvullend daarop hebben wij voor het college de volgende vragen:
1. Heeft de Raad van Toezicht aan de gemeente (ambtelijk dan wel bestuurlijk) vooraf kenbaar gemaakt over welke persoon en welke salarisbedragen het zou gaan bij het aanstellen van deze interim-bestuurder. Zo ja, wat was de reactie van de gemeente er op? Zo nee, waarom liet de gemeente haar invloed hier niet gelden?
2. In het jaarverslag 2018 van de stichting WIJeindhoven wordt melding gemaakt van een aanstelling van een in interim-bestuurder naast de reeds aanwezige bestuurder, met ingang van 6 september 2018, voor 3 dagen per week (persbericht WIJeindhoven). Uit het jaarverslag blijkt ook dat de heer Notten ook nog 10 andere betaalde functies had. Als we het uitgekeerde salaris voor een kleine 4 maanden van ruim 70.000 euro naar fulltime en op jaarbasis omrekenen, komen we op een jaarsalaris van ruim 350.000 euro. Elders wordt in het jaarverslag er melding van gemaakt dat alles past binnen de WNT (Wet normering topinkomens). Heeft de gemeente het jaarverslag inmiddels goedgekeurd? Kan het college uitleggen hoe dit bedrag past in de WNT (waarbij het maximum geldt van ongeveer 180.000 euro)?
Graag zouden wij spoedig van u antwoord willen ontvangen.
De Cliëntenraad Sociaal Domein Eindhoven,
22 juli 2019
Advies aan het college over het raadsvoorstel “Strategie opdrachtgeverschap en inkoop 2021 Jeugdwet en WMO”
Inleiding
Hierbij reageren wij op het bovenvermeld raadsvoorstel en bijbehorend rapport “Inkoop op Maat” van oktober 2019. In de aanloop naar dat raadsvoorstel zijn wij door de wethouder, de directeur en de manager bedrijfsvoering van het sociaal domein en de medewerkers van het onderzoekscentrum PPRC in drie sessies meegenomen in de voorgestane nieuwe wijze met ingang van 1 januari 2021 van regievoering in het sociaal domein.
Knelpunten
In het raadsvoorstel wordt aangegeven dat het huidige model van opdrachtgeverschap en inkoop in het sociaal domein een aantal knelpunten kent waaronder onvoldoende grip op kwaliteit, resultaat en kosten. Het antwoord hierop bestaat eruit dat er meer ruimte moet komen voor maatwerk. Er wordt vervolgens een onderscheid gemaakt tussen enkelvoudige vragen (mono) en complexe meervoudige vragen (multi).
Bij mono zal sprake zijn van snelle afwikkeling/eenvoudig proces zodat de inwoner eerder kan starten met de benodigde hulp/voorziening. Bij multi worden specialistische aanbieders eerder in het proces betrokken zodat het ondersteuningsplan samen met hen wordt opgesteld.
De regie bij enkelvoudige vragen blijft de regie liggen bij WIJeindhoven, huisartsen en andere daartoe bevoegden. De regie bij complexe vragen komt te liggen bij het projectbureau (= gemeente) samen met de specialistische instelling die het meest dominant betrokken is bij de casus.
Overwegingen
Er zijn meer gemeenten die een onderscheid maken tussen de aanpak bij enkelvoudige problematiek en multi-problematiek. Er zijn gemeenten die deze gedifferentieerde aanpak realiseren binnen een wijkorganisatie door met verschillende teams te werken. Er zijn gemeenten die zelfs een groot deel van de specialisten in wijkteams onderbrengen. Er zijn ook gemeenten waarbij de wijkteams geheel binnen de gemeentelijke organisatie vallen. In Eindhoven gaat men werken met een duaal stelsel: met wijkteams bij de stichting WIJeindhoven voor de enkelvoudige vraagstukken en een stedelijk team bij de gemeente voor de complexe vraagstukken. De wijkteams kunnen zelfstandig specialisten inschakelen en het ambtelijk projectbureau stelt samen met de specialistische instelling het ondersteuningsplan op bij complexe vraagstukken.
Landelijke ontwikkelingen
Op 1 juli schreef minister De Jonge een brief naar de Tweede Kamer over een onderzoek naar jeugd-GGZ. Dit deed hij mede op; basis van het NIVEL-rapport “De jeugd-GGZ na de jeugdwet; een onderzoek naar knelpunten en kansen” van juni 2019 . Op 7 november 2019 schreef minister De Jonge een uitvoerige brief aan de Tweede Kamer over zijn voorstellen om te komen tot een betere jeugdzorg. Dit deed hij mede op basis van het rapport van november 2019 “Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd”. Hij geeft een aantal knelpunten aan: de nog steeds gebrekkige samenwerking van instellingen, gebrekkige continuïteit van aanbieders, het gebrek aan middelen, knellende tarieven en wachtlijsten. Onder meer wordt gepleit voor meer specialistische kennis in de wijkteams.
Vragen van de cliëntenraad
Wij begrijpen dat een aanpak bij multiproblemen anders kan zijn dan bij meer eenvoudige cq enkelvoudige problematiek. Een van de reden (misschien wel de belangrijkste) om tot decentralisatie van jeugdhulp te komen was nu juist de gebrekkige regie bij multiproblemen gezinnen. Als nu maar, zo was de gedachte, een overheidslaag (de gemeente), de regie zou krijgen, zou die in staat moeten zijn om integraal de hulp te organiseren. Dat blijkt de afgelopen 5 jaar nog niet zo eenvoudig. Ook niet in Eindhoven.
Vragen die wij hebben:
- Wat betekent de genoemde brief van de minister voor uw inkoopplannen voor 2021.
- Staat uw voornemen tot het uitkleden van WIJeindhoven niet op gespannen voet met het pleidooi van de minister, VNG en onderzoekbureau’s om juist de voorkant te versterken?
- Wij missen in de afwegingen de andere modellen die landelijk nu juist veel aandacht krijgen, zoals bijvoorbeeld het juist meer versterken van de lokale wijkteams.
- Wat is de positie van WIJeindhoven bij de aanpak van complexe vraagstukken bijvoorbeeld als het gaat om de inzet van de sociale basisvoorzieningen en bij afschaling van de casus naar minder complex. Is het niet vreemd dat WIJeindhoven (toch een voortzetting van een vorm van algemeen maatschappelijk werk) vanaf het begin niet betrokken gaat worden bij complexe gezinnen die in hun wijken wonen.
- Wat is de positie van de autonoom opererende huisarts, die ook bij complexe vraagstukken zelfstandig kan doorverwijzen. - Jeugdbescherming en jeugdreclassering bedienen bij uitstek de meest complexe gezinnen en zijn regisseur. Hoe verhoudt zich de inkoop van de jeugdbescherming en jeugdreclassering in de nieuwe inkoopvisie? Hoe ziet u uw plannen in het licht van voorgenomen maatregelen van de minister?
- Er wordt gesproken in het stuk “Inkoop op maat” over de gemeente die samen met de specialistische instelling het zorgplan opstellen. Wij stellen voor dat dit ook samen met de client gebeurt en dat uiteindelijke de client het laatste woord heeft.
- Hoe wordt het onderscheid gemaakt tussen mono en multiproblematiek?
Als er van een client klachten zijn bij een multi-aanpak wat is dan het adres voor de klacht als gemeente en instellingen samen verantwoordelijk zijn. Moet de wethouder zich dan niet alleen op beleidsniveau maar ook op casusniveau verantwoorden?
- Als er sprake is van hoofdaannemerschap en onderaannemerschap wie is dan verantwoordelijk bij falende behandeling? Bij wie moet de client zijn? Hoe verhoudt het collegiaal samenwerken zich met tevens opdrachtgever zijn? In de bouwwereld is dit een gangbaar construct, waarom zou dit bij complexe zorg ook goed zijn? Heeft u voorbeelden van succesvolle praktijken?
- Wij missen de overtuiging in de stukken dat de kosten hiermee om laag gaan, de wachtlijsten zullen verminderen en de samenwerking zal verbeteren.
- In Eindhoven wordt van de € 130.000.000 in het sociaal domein €75.000.000 verstrekt middels subsidie (waarvan ook nog een groot deel middels begrotingssubsidies) en €65.000.000 middels inkoop. Waarom niet het deel inkoop minimaliseren zodat we van de verplichtingen in een inkoopproces afkomen en veel meer doelgericht een beperkt aantal regionale partijen subsidiëren om tot daadwerkelijke samenwerking te komen?
Advies
Wij staan niet positief of negatief in het voorstel dat nu voorligt. Wij hebben op dit moment vooral veel vragen.
De Cliëntenraad Sociaal Domein Eindhoven,
12 november 2019
Advies aan het college m.b.t. raadsvoorstel “Toekomstbeeld Maatschappelijke Opvang 2021”
Inleiding
Hierbij reageren wij op het raadsvoorstel “Toekomstbeeld Maatschappelijke Opvang 2021”. In de aanloop naar dat raadsvoorstel zijn wij door de betreffende ambtenaar geïnformeerd middels een presentatie over de voorgestane nieuwe wijze van de maatschappelijke opvang in Eindhoven vanaf 2021. Hierop hebben wij vragen gesteld die vorige week zijn beantwoord. Het onderwerp is tevens aan bod gekomen tijdens het gesprek met wethouder Richters op 19 november 2019.
Aanleiding
Tijdens de decentralisatie in 2015 is het aanbod van Maatschappelijk Opvang opgeknipt in subsidie-onderdelen en inkoop 2e lijnsproducten. De gedachte dat dit duidelijkheid voor inwoners zou bieden en zou bijdragen aan de beweging van 2-1-0 en versterking eigenkracht/ samenkracht blijkt voor de doelgroep dak- en thuislozen niet geheel op te gaan. Afgelopen jaren is tevens gebleken dat deze knip heeft gezorgd voor concurrentie/ marktwerking die voor zowel aanbieders als inwoner een negatieve prikkel veroorzaakt waardoor het ‘speelveld’ chaotisch en niet transparant is geworden. Vanuit diverse kanten (gemeenteraad, partijen in de stad) zijn de afgelopen jaren signalen geuit over het toenemende aantal dak- en thuislozen, complexiteit van de systeemwereld en de steeds onveiliger wordende situaties in de stad zoals in de nachtopvang.
In 2019 is gewerkt aan het beter inzichtelijk krijgen van de huidige manier van werken met daarbij de vraag of het aanbod in de stad voldoende bijdraagt aan het oplossen van problemen die dak- en thuislozen ervaren. Op basis daarvan is er een nieuw toekomstbeeld van de maatschappelijke opvang 2021 ontwikkeld op visieniveau, waarbij rekening is gehouden met de (aankomende) doordecentralisaties vanuit het rijk en de huidige beschikbare middelen. De gemeente zet bij deze transitieopgave in op (betere) aansluiting bij de leefwereld van inwoners en zorgt dat mensen weer regie over hun leven krijgen, maar kijken ook kritisch wie welke vorm van begeleiding nodig.
Doelstelling
Vanaf 2021 wil de gemeente op een kwalitatieve en transparantere manier vormgeven aan het beleid rondom dak- en thuislozen. Daarbij zet men in het toekomstbeeld in op 4 pijlers, gekoppeld aan 8 belangrijke uitgangspunten. De vier pijlers die centraal staan in dit toekomstbeeld zijn: preventie, basiszorg, maatwerk en nazorg. Op basis van deze pijlers wil de gemeente inzichtelijk maken wat er nodig is om de zorg en opvang goed te organiseren.
Daarbij zijn de volgende acht uitgangspunten benoemd:
1. Effectieve preventie
2. Eén duidelijke ingang
3. 24-uursinstelling
4. Activering/werk staat centraal
5. Time-out en crisisopvang
6. Voldoende betaalbare huisvesting
7. Aandacht voor nazorg
8. Passende financieringsvorm
Advies
De cliëntenraad staat positief tegenover de nieuwe visie m.b.t. de maatschappelijke opvang 2021, omdat er enkele duidelijke keuzes gemaakt worden die naar ons inzicht ten goede komt van de dak- en/of thuisloze inwoner van Eindhoven, zoals:
- Preventie om dakloosheid te voorkomen door o.a. hulpverlening op het gebied van schuldenproblematiek en het voorkomen van huisuitzettingen.
- Één duidelijke toegangspoort waar dak- en thuislozen terecht kunnen met een regietaak die ligt bij de gemeente.
- Alles op één plek waar de dak- en thuisloze 24 uur per dag terecht kan voor o.a. (tijdelijke) opvang, inloop, informatie en (basis) hulpverlening.
- Een time-out voorziening en crisisopvang ter voorkoming van dakloosheid en verdere escalatie.
Vragen
We hebben vragen over hoe die visie gerealiseerd gaat worden en of de ambitie hierbij niet te ambitieus is. De vragen die de cliëntenraad heeft zijn:
1. Kunnen dak- of thuisloze inwoners gebruik maken van een onafhankelijk cliëntondersteuner en is het voor hen mogelijk om een tolk in te schakelen?
2. Voor de dak- en thuisloze die een hond (of een ander dier) als metgezel hebben, levert dit rust, kalmte en (wederzijdse) liefde op. Het verplicht afscheid nemen van deze metgezel, betekent vaak dat dak- of thuisloze daar niet voor kiest en juist niet de route wil ingaan die de gemeente voorstaat. De gemeente wil daar maatwerk aan bieden, omdat het een kleine groep zou betreffen. Betekent dit maatwerk dat de gemeente Eindhoven alles in het werk stelt om het voor elkaar te krijgen dat mens en dier samen opgevangen kan worden?
3. De wethouder geeft aan dat we het moeten accepteren dat in een grote stad als Eindhoven het niet mogelijk is om maatschappelijke opvang 100% sluitend te krijgen. De cliëntenraad stelt voor om voor elke categorie dak- of thuisloze een goed aansluitend traject in de gereedschapskist te hebben of te ontwikkelen. Kan de gemeente hiervoor zorgdragen?
4. Wij begrijpen dat er al gesprekken hebben plaatsgevonden om een nul-graden regeling in te laten gaan. Wanneer gaat de nul-graden regeling in?
5. Het college is voornemens om een “longstay” voor “zorgwekkende zorgmijders” in te richten. Hoe voorkomt men een tweede 'Camping Fort Oranje' door een aanzuigende werking en concentratie van criminaliteit?
De Cliëntenraad Sociaal Domein Eindhoven,
21 november 2019
Advies over kinderopvang op sociaal medische indicatie
Inleiding
Kinderopvang op sociaal medische indicatie (SMI) betreft over het algemeen reguliere kinderopvang die wordt ingezet om de ouder(s) tijdelijk te ontlasten. Dit is noodzakelijk omdat de draagkracht van de ouder(s) tijdelijk niet in evenwicht is met de draaglast. Het gaat om ouders die geen gebruik kunnen maken van de reguliere kinderopvangtoeslag via de belastingdienst. De gemeente dient hiertoe regels te stellen zodat alleen zij die het echt nodig, hebben van deze SMI-regeling gebruik gaan maken.
Knelpunt
Als knelpunt wordt door de gemeente aangegeven dat het aanvankelijk begrote budget voor deze voorziening inmiddels veel hoger is geworden. Het college is voornemens om beleidsregels vast te stellen die er aan moeten bijdragen dat de kosten in de hand worden gehouden. Wij hebben met de betrokken beleidsmedewerkster overleg hierover gehad.
Beleidsregels
In de beleidsregels wordt ook geregeld wat de bijdrage van ouders aan deze voorziening zou moeten zijn . Een opvatting daarover is sterk afhankelijk van waaruit beoordeeld wordt. Als je de voorziening beziet als steun voor de ouder in een moeilijke periode dan valt deze voorziening onder de WMO en gelden de bijdrageregels van de WMO (maximaal 17,50 per maand). Als je voorziening ziet als buitenreguliere kinderopvang dan zouden de regels van de belastingdienst kunnen worden toegepast wat betreft de ouderbijdragen. Als je de voorziening beziet als een vorm van jeugdhulp dan zouden de regels van de Jeugdwet gelden en in dit geval zou er dan geen ouderbijdrage van toepassing zijn. De gemeente is vrij om hierin te handelen. Wat opvalt in de stukken is dat er gesteld wordt dat er de aflopen jaren geen duidelijk beleid is gevoerd en geen duidelijke regels zijn gesteld. Mede hierdoor zijn de kosten van deze voorziening het financieel uit de pas gaan lopen.
Adviesnota
In de adviesnota wordt gesteld dat SMI-kinderopvang een niet vrij toegankelijke voorziening is en dat een geregistreerde jeugdgeneralist de noodzaak dient te beoordelen. Dat zou er dan op wijzen dat de voorziening gezien wordt als geïndiceerde jeugdvoorziening en dus voor ouders kosteloos is. Dat heeft wel enige logica omdat in 2015, bij het ingaan van de Jeugdwet, de separate landelijke SMI-regeling werd opgeheven en de financiën niet-geoormerkt werden ondergebracht in de doeluitkering van de Jeugdwet.
Vaak wordt SMI-kinderopvang gezien als voorliggende voorziening voor jeugdhulpvoorzieningen of anders gezegd, juist ter voorkoming van plaatsing in een jeugdhulpvoorziening. Het merendeel van de hulp betreft ook een vorm van opvoedondersteuning. Ouders die gebruik maken van SMI-kinderopvang moeten aan een gezinsplan meewerken. Hiermee kan ook een vinger aan de pols worden gehouden wat betreft nut en noodzaak van het gebruik door ouders. Reguliere kinderopvang is een arbeidsmarktinstrument van de rijksoverheid, bedoeld voor ouders die werken en via de belasting een deel van de kosten kunnen terugkrijgen. SMI-kinderopvang vindt weliswaar plaats bij reguliere kinderopvang maar vanuit een heel ander gedachtegoed namelijk tijdelijke ondersteuning voor ouders voor wie dat echt noodzakelijk is. Bijvoorbeeld omdat de (alleenstaande) moeder overspannen of depressief en er dus heel weinig ruimte is voor de kinderen en andere oplossingen binnen de sociale omgeving niet voor handen zijn. Zo bezien zou dit een WMO-voorziening kunnen zijn.
Advies
Wij vinden dat gekozen moet worden tussen uitvoering van SMI-kinderopvang als onderdeel van Jeugdwet of WMO, maar zeker niet in het kader van de kinderopvang. Ons inziens moet het in de hand houden van kosten vooral gebeuren doordat ter zake deskundige beoordelen wat er nodig is en de uitvoering daarna goed volgen. Alleen dan kun je voorkomen dat er zonder goede reden jarenlang van deze voorziening gebruik kan worden gemaakt. Het financieel sluitstuk moet niet bij ouders worden gelegd.
De Cliëntenraad Sociaal Domein Eindhoven,
25 juni 2019
Advies m.b.t. begroting 2020 en meerjarenraming GRWRE/Ergon
Inleiding
Gemeente Eindhoven neemt samen met vier regiogemeenten deel in de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Regio Eindhoven (GRWRE). Leden van de colleges van B&W van de deelnemende gemeenten hebben zitting in het bestuur van de GRWRE. De GRWRE bestaat uit de uitvoeringsorganen Ergon en participatiebedrijf. Zij voeren samen onder de Participatiewet, de voormalige Wet sociale werkvoorziening (Wsw), de loonkostensubsidie (LKS) en Beschut werk (BW) en sinds 1 januari 2018 ook de re-integratiedienstverlening voor mensen met een bijstandsuitkering.
Aan de Cliëntenraad Sociaal Domein wordt gevraagd wat zij uit cliëntenperspectief aan advies wil meegeven aan het college over het dossier “begroting GRWRE 2020 en de meerjarenraming”.
Advies
Begin dit jaar brachten wij een advies uit over het “Raadsvoorstel strategisch plan GRWRE 2019 – 2022”. In dit advies hebben wij destijds aangegeven wat wij goede uitgangspunten voor beleid vinden in dit werkveld. Wij constateren dat ons advies nog steeds actuele waarde heeft en wij hebben geen behoefte en zien geen aanleiding om dat advies te wijzigen. Wij hebben dat advies daarom als bijlage bijgevoegd.
Voorts zijn wij benieuwd wat het standpunt/zienswijze is van de OR van de Ergon me betrekking tot dit dossier en wij wachten graag het advies af van de werkgroep die moet komen met voorstellen om tot een sluitende meerjarenraming te komen.
De Cliëntenraad Sociaal Domein Eindhoven,
30 september 2019
Advies m.b.t cliëntervaringsonderzoeken 2019
Inleiding
De cliëntenraad is gevraagd om een advies naar aanleiding van de resultaten van de cliëntervaringsonderzoeken over Jeugd, WMO en WIJeindhoven. Met de uitvoering van de onderzoeken wordt door de gemeente uitvoering gegeven aan de wettelijke verplichting om jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek Jeugdwet en WMO uit te (laten) voeren met daarbij verplichte vragen.
Meer specifiek was de vraag aan ons of er een verdieping op het huidige onderzoek nodig is en zo ja welk concreet thema heeft hierin voor de CRSD prioriteit heeft. Ons advies hierover zal worden meegenomen naar het college en de raad, die uiteindelijk beslissen wat zij hierin wenselijk vinden. Eind september vond een ambtelijke presentatie en toelichting plaats in de cliëntenraad. Begin oktober vond bespreking plaats in de werkgroepen van de cliëntenraad.
Cliëntervaringsonderzoeken
Naar aanleiding van de presentatie en bespreking hebben wij een aantal opmerkingen:
- Wij constateren dat de respons bij de Jeugd heel laag is. Dat is lastig om dat de betrouwbaarheid van de cijfers daarmee kleiner is. Er zijn echter ook gemeenten die een hele hoge respons hebben, waarbij nog niet duidelijk is waar dat aan ligt. Mogelijk dat een meer actieve benadering een rol speelt. Dit zou verder uitgezocht kunnen worden.
- Wij constateren dat over het algemeen de tevredenheid naar beneden gaat. De CRSD is benieuwd naar de ambities die horen bij deze cijfers. Stel er is een tevredenheid van 60%, een ontevredenheid van 30% en neutraal 10%. Wat beteken die cijfers voor het college? Zijn ze hiermee tevreden (een zesje) of willen ze meer (een acht)? De cijfers gaan pas iets betekenen als er een bepaalde waarden aan worden gegeven.
- Het onderzoek naar WIJeindhoven laat zien dat de samenwerking tussen partijen minder aan het worden is. Waar ligt dat aan? Ook voor wat betreft de Samenkracht zie we een dalende tendens, terwijl dit wel tot de visie van de gemeente Eindhoven hoort. Ook de over all tevredenheid over de hulp van WIJeindhoven scoort minder dan andere jaren en is inmiddels minder dan 50%. Ook hierbij zijn benieuwd naar de conclusie van het college en de ambitie die zij hierbij in de resterende raadsperiode heeft.
- De bekendheid van onafhankelijke cliëntondersteuning (zowel voor als na het keukentafel gesprek) is erg laag. Minder dan 1/3 van de inwoners is bekend met de mogelijkheid voor het inzetten van een onafhankelijke cliëntondersteuner, terwijl veel inwoners (en vervolgens ook de gemeente) baat kunnen hebben bij deze vorm van ondersteuning. Hoe komt het dat mensen het niet weten? Zijn ze er niet op gewezen?
- De snelheid waarmee mensen bij hun zorgvraag geholpen worden, loopt elk jaar terug. Ook met de invoering van het servicebureau is die negatieve ontwikkeling doorgezet. Waar ligt dat aan en hoe kan de gemeente deze negatieve ontwikkeling stoppen?
Cliëntenraad Sociaal Domein,
21 oktober 2019
Ongevraagd advies m.b.t herindicaties
Inleiding
Medio 2018 hebben we als Cliëntenraad Sociaal Domein middels inspreekrecht en de gezamenlijke Zorgaanbieders in onze regio (zie brief 16 oktober 2018) alsmede het Platform VG (16 oktober 2018) per brief de zorgen geuit over de gevolgen van het contracteerbeleid en bezuinigingen van de gemeente Eindhoven voor mensen met een verstandelijke beperking. Conform het voorstel in uw schriftelijke reactie van mevrouw Y. Bieshaar, directeur Sociaal Domein, op 26 november 2018 aan het Platform heeft onze CRSD met de zorgaanbieders voor mensen met een verstandelijke beperking op maandag 27 mei in het kader van een cocreatiegesprek overleg gehad om de evaluatie over het inkoopbeleid in aanwezigheid van een contractmanager van de gemeente te bespreken.
Naar aanleiding van deze evaluatie hebben wij reeds mondeling in dat gesprek en op 28 mei 2019 tijdens een overleg met wethouder Richters onze grote zorg uitgesproken over de beschikbaarheid en continuïteit van zorg voor deze doelgroep.
Wij beluisteren daarbij een aantal knelpunten:
- Het budgetplafond Jeugd wordt bij sommige aanbieders fors overschreden door situaties met jeugdige cliënten waarbij het niet verantwoord is om in deze in de kou te laten staan.
- Aanbieders geven aan dat extra zorg in sommige situaties onvermijdelijk is omdat de cliënt al in zorg is en situaties dermate ongezond zijn dat extra inzet noodzakelijk is.
- Aanbieders hebben hierin hun verantwoordelijkheid genomen en professioneel gehandeld ook al voor de tijd dat de mogelijkheid voor het zogenaamde frictiebudget bestond.
Wij vinden het belangrijk dat deze aanbieders in staat zijn deze zorg te kunnen continueren en daarvoor is nodig dat zij op korte termijn een toezegging krijgen over de financiering van deze extra zorg.
Wij begrijpen dat de gemeente heeft toegezegd in mei 2019 duidelijkheid te geven over een zogenaamde herschikking van het budgetplafond. Wij begrijpen dat u tot op heden duidelijkheid over de herschikking nog niet heeft gegeven. Wij schrikken als wij horen dat zorgaanbieders genoodzaakt worden zeer vakbekwame medewerkers te laten afvloeien omdat er in hun exploitatie grote tekorten ontstaan, doordat in verband met een grote achterstand bij het servicebureau nog geen beschikkingen zijn uitgegaan en betalingen ook in het kader van de PGB zijn stopgezet.
Wij hebben van de gemeente vernomen dat het beoogde nieuwe inkoopbeleid pas met ingang van 2021 geeffectueerd zal worden. Dit baart ons zorgen in relatie tot de continuïteit van zorg. Met aanbieders voor kinderen met een verstandelijke beperking heeft u mede door ons toedoen afgelopen jaar aanvullende financiële afspraken gemaakt. Deze zorgaanbieders kunnen zonder verlenging van deze afspraak voor 2020 deze zorg niet continueren. Wij vinden het belangrijk dat u aanbieders snel duidelijkheid geeft over de verlening van de afspraken voor 2020 zodat er geen nieuwe ongewenste effecten ontstaan door te lange perioden van onzekerheid. Uit de door ons verkregen informatie bleek, dat een groot aantal mensen met een(licht) verstandelijke beperking de noodzakelijke begeleiding niet krijgen en daarom thuis verblijven. Dat dit tot zeer vervelende/schrijnende situaties kan leiden behoeft geen uitleg. Voor wat betreft de WMO, zijn wij geïnformeerd over de ontwikkeling van een nieuw product voor deze doelgroep die langdurig zorg nodig heeft om stabiel te kunnen blijven functioneren.
Zoals besproken, denken wij graag aan de voorkant mee in de ontwikkeling van dit nieuwe product en nieuw te ontwikkelen producten voor de genoemde doelgroep. Wij maken te vaak mee dat mensen met een verstandelijk beperking overschat worden en krijgen signalen dat de ondersteuning aan deze doelgroep door de financiële ingrepen van de gemeente Eindhoven onvoldoende geleverd kan worden.
Tot slot horen dat wij cliënten vaak lang in onzekerheid verkeren over de verlenging van hun indicatie, soms tijden zonder indicatie zitten, onzekerheid hebben of de zorgaanbieder de zorg mag blijven geven. Tevens vangen wij signalen op dat de generalist die dit onderzoek gaat verrichten, regelmatig onvoldoende deskundig is. Wij vinden dat een begeleider gedegen kennis moet hebben van de doelgroep om een goede inschatting/indicatie te kunnen maken over hoe het met iemand gaat en wat hij of zij nodig heeft. Wij vragen aandacht om kwaliteitseisen te stellen aan de medewerkers en/of Wij-generalisten die begeleiding geven aan mensen met een verstandelijke beperking. Dit is namelijk een vak op zich.
Wij stellen u voor dat uw College en Gemeenteraad in overleg met onze CRSD verdere afspraken gaat maken om te voorkomen dat cliënten met een beperking verder tussen het wal en het schip vallen.
In afwachting van uw spoedige reactie,
Cliëntenraad Sociaal Domein
Advies over voortgang Lokale Inclusie Agenda
Inleiding
Begin 2016 ging de Tweede en Eerste kamer van de Staten Generaal akkoord met de ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een beperking. Naar aanleiding daarvan werd op 31 mei 2016 door leden van 10 partijen van de Eindhovense gemeenteraad een motie ingediend met betrekking tot de Eindhovense inclusie agenda. De motie werd aangehouden na toezegging van wethouder mevrouw R. Richters om later dat jaar een A-avond te houden en op die avond de resultaten te bespreken van een uitgebreide inventarisatie die het Platform Gehandicaptenbeleid Eindhoven (P.G.E.) en de stichting Zet hadden gehouden over de stand van zaken met betrekking tot inclusie in de gemeente Eindhoven. In totaal 24 organisaties, werkzaam in de gemeente Eindhoven, hebben meegewerkt aan de totstandkoming van deze inventarisatie.
Inventarisatie
Tijdens de op 27 maart 2017 gehouden A-avond presenteerde het P.G.E. alle knelpunten die mensen met een beperking ervaren op 9 verschillende domeinen, te weten: WMOvoorzieningen, wonen, onderwijs, sport, werk, toegankelijkheid openbaar vervoer, toegankelijkheid gebouwen, toegankelijkheid openbare ruimte en toegankelijkheid informatievoorziening van de gemeente Eindhoven en Wij Eindhoven. Er werd daarbij stilgestaan bij wat er al liep aan actiepunten, de verbeterpunten en welke acties nog zouden moeten worden uitgevoerd. De inventarisatie kon op dat moment worden gezien als een eerste domein overstijgend plan van aanpak bij de implementatie van het VN-verdrag.
Vervolg
In hun motie van 31 mei 2016 verzochten de gemeenteraadsleden om zo snel mogelijk met de doelgroepen en hun organisaties in overleg te gaan over het opstellen van een inclusieagenda met daarbij de vragen: wat is de stand van zaken, wat zijn de ervaringen en wat moet verbeterd worden? Het PGB heeft samen met 24 andere organisaties (inclusief de gemeente) in 2017 een eerste agenda opgesteld. Tot op heden zijn deze partijen door de gemeen te Eindhoven niet meer uitgenodigd om deel te nemen aan een vervolg met als opdracht te komen tot een goede inclusieaanpak op alle domeinen.
Een belangrijk uitgangspunt van het sociaal beleid van de gemeente Eindhoven is het streven naar een inclusieve samenleving. Bij het opstellen en implementeren van een Lokale Inclusie Agenda dient natuurlijk de doelgroep (mensen met een beperking en hun organisaties) betrokken te worden. In een op te zetten themagroep zouden alle van belang zijnde organisaties, onder regie van de gemeente, kunnen participeren en meedenken hoe het VNverdrag over een breed terrein kan worden geïmplementeerd in de gemeente Eindhoven.
Advies
Benoem zo snel mogelijk een ambtenaar die belast wordt met het vormen van een themagroep met als opdracht te komen tot een Lokale Inclusie Agenda van de gemeente Eindhoven. Breng daarbij in beeld en actualiseer wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot de 9 leefdomeinen en neem daartoe de inventarisatie van het PGE als uitgangspunt. Laat hierbij alle betrokken partijen, onder regie van de gemeente Eindhoven, participeren. Het leefdomein Toegankelijkheid informatievoorziening van de gemeente Eindhoven en Wij Eindhoven zou als eerste aan te pakken leefdomein kunnen worden benoemd.
De Cliëntenraad Sociaal Domein Eindhoven,
25 juni 2019