Advies m.b.t. raadsvoorstel kostenbeheersing 2e lijn Jeugd en WMO
Graag memoreren wij vooraf dat de CRSD in een eerder advies van 10 juli 2017 aan het college over de Bouwstenen begroting 2018 haar mening heeft uitgesproken over de tekorten in het sociaal domein. De CRSD heeft toen daarbij aangegeven dat zij enerzijds begrijpen dat er bezuinigd moet worden maar dat zij anderzijds zorgen heeft over de effecten hiervan op de kwetsbare inwoners van onze stad. Die zorgen werden mede gevoed door berichten over declaratiegedrag en buitensporige winsten bij instellingen. De CRSD gaf aan dat het sociaal domein in meerdere opzichten zeer complex is: realiseren van de transformatie, regionale samenwerking, nieuwe inkoopsystematiek, administratieve lastendruk, inregelen Wijeindhoven, voorkomen van wachtlijsten en voorkomen van stapeling eigen bijdragen. De CRSD gaf aan, op basis van de verstrekte informatie, dat gesteld kon worden dat de gemeente in het sociaal domein, ruim 2 jaar na invoering van de decentralisaties, nog steeds niet op orde was. Dit was, zo stelde CRSD destijds, een ernstige situatie want zonder het in control zijn kan er niet adequaat gestuurd worden. Voorspelbaar dat in zo’n situatie uiteindelijk de nietsvermoedende Eindhovense cliënt de dupe zal worden.
Een belangrijk onderdeel van het sociaal domein is de Participatiewet. Deze blijft in stukken van de gemeente nu buiten beschouwing omdat WMO en Jeugd (vanwege de hoge tekorten) prioriteit hebben. De problematiek in het kort: een (dreigend structureel) financieel tekort (in 2017 was dat bijna 50 miljoen). Van de maatregelen die zijn voorgesteld worden sommige reeds in 2018 ingevoerd, sommige in 2019 en de overige in 2020. Er worden algemene uitgangspunten geformuleerd waarbij het de CRSD, vanuit het specifieke cliëntenperspectief, met name de uitgangspunten aansprak: betere toegang, gelijke kansen op zorg door het jaar heen en minimaliseren wachtlijsten. De voorgestelde beheersmaatregelen betreffen onder meer: strengere contracten, budgetplafonds en volumeafspraken, minder aanbieders, boete/beloningen, kwaliteitseisen, plaatsing- en wachtlijstbeheer, scherpere producten en lagere tarieven, simpelere financiering, betaling voor resultaat en (niet onbelangrijk) meer inzetten op daadwerkelijke transformatie. Wij gaan op een aantal onderdelen nader in en hierbij stellen wij vragen, doen wij suggesties en/of geven wij concreet advies:
- Wie controleert de kwaliteit van geleverde zorg: cliënten, instellingen zelf of gemeente? Als de gemeente de controle op de kwaliteit zelf doet, komt dan daarmee haar rol als financier (met bezuinigingsopdracht) niet in het gedrang? Hoe vindt de selectie van de aanbieders plaats en is er zicht op professionaliteit en geleverde kwaliteit? Hoe gaat de gemeente kwaliteit monitoren en effecten meten zonder daarmee de administratieve lastendruk te vergroten? Wij willen graag over de voortgang regelmatig gerapporteerd worden.
- Het verschuiven van specialistische zorg (bijvoorbeeld specialistische dagbesteding voor psychisch kwetsbare mensen en mensen met een verstandelijke beperking) naar eerste lijn en basiszorg in de wijken kan alleen als de randvoorwaarden daarvoor aanwezig zijn. Is er in de wijken in Eindhoven adequate huisvesting voor deze activiteiten en is daar ook deskundig personeel aanwezig? Het gegeven van overbelaste mantelzorgers en gebrek aan geschoolde vrijwilligers baart ons hierbij zorgen.
- Graag zouden wij periodiek rapportage zien van de mogelijk negatieve effecten van het invoeren van budgetplafonds (onder andere wachtlijsten, gebrek aan keuzemogelijkheid voor cliënten naar mate het jaar vordert, verzekerde omzet voor minder presterende instellingen en het doorschuiven van moeilijke cliënten waarmee niet gemakkelijk succes wordt behaald) en de wijze waarop met schrijnende situaties en crisis wordt om gegaan.
- Ondoordachte bezuinigingen bij specialisten leveren vaak op dat er een zogenoemd waterbed-effect ontstaat: als reguliere toegang geblokkeerd is worden sommige situaties “vanzelf” crisissituatie. Vervolgens heeft de crisisdienst te weinig plaatsen. Hoe voorkom je dat als gemeente? Wij zouden graag op de hoogte blijven van de ontwikkeling op dit vlak en zouden graag periodiek hierover gerapporteerd willen hebben.
- Kwaliteit aan de voorkant (Wijeindhoven, huisartsen enz) is mede bepalend voor goede 1e lijnshulp hulp en voor kostenbeheersing. Een van de voornemens van het college is het minder laten doorverwijzen en meer zelf laten uitvoeren van hulp door Wijeindhoven. Door Wijeindhoven werd tot op heden uitgedragen dat er geen specifieke opleiding voor generalist nodig was (bijvoorbeeld maatschappelijk werk) en dat een Wijgeneralist alle problematiek aanpakt. Dus zou een generalist deskundig moeten zijn ter zake de noodzaak van een traplift, scootmobiel, hulp bij huishouden en bijstandsuitkeringen, maar ook van ondersteuning bij psychiatrische en/of verstandelijke problematiek, opvoedondersteuning bij jonge kinderen, ouderenproblematiek en schuldsanering. Ons inziens leidt de combinatie niet adequate opleiding en geringe focus op problematiek nu juist tot gebrekkige hulpverlening en onnodige doorverwijzingen. Dit klemt te meer aangezien er nu het voornemen is om meer tot uitvoering over te gaan, daar waar twijfels zijn bij de aanwezige kwaliteit. In het voorgestelde pakket maatregelen worden vooral maatregelen en kwaliteitseisen aangekondigd voor marktpartijen en niet voor Wijeindhoven. Welke stappen gaat de gemeente ondernemen om ook deze instelling beter te laten functioneren, wordt er gedacht aan het aanscherpen van het toezicht, wordt er expliciet afscheid genomen van de genoemde uitgangspunten die mede veroorzaker zijn van gebrekkige hulpverlening en financiële tekorten, wat zijn alsdan de nieuwe uitgangspunten cq werkwijzen en hoe krijgen we zicht op de kwaliteit van deze instelling? Wellicht dat een onafhankelijke en deskundige visitatiecommissie hier een dienst zou kunnen bewijzen? Wij zouden daar graag in willen meedenken.
- Het PGB is een prima instrument en voor veel mensen een ideale manier om zelf regie te voeren bij onder andere complexe zorgarrangementen (bijvoorbeeld ouders met een blijvend meervoudig gehandicapt kind). Er wordt echter ook misbruik gemaakt van dit instrument (door onder andere malafide PGB- kantoren) hetgeen tot grote en onnodige kosten leidt. Daarnaast heeft het een sterk negatief effect op het imago van hele sociale domein. Heeft u een idee van de omvang van de misbruik in Eindhoven en hoe gaat u er voor zorgen dat misbruik wordt tegengegaan?
- Er wordt een scherpere beschrijving voorgestaan van de zorgproducten. Bij veel producten is er een keuze tussen twee varianten (bijvoorbeeld bij begeleiding: normaal en zwaar) en ontbreekt mede daardoor de mogelijkheid van gewenste hulp op maat. Cliënten en specifieke cliëntorganisaties (bijvoorbeeld een vereniging van ouders met autistische kinderen) hebben van nature hierover veel kennis en ervaring in huis. Hoe gaat u die hierbij meer betrekken? De CRSD biedt aan om hierover, in het kader van het proces van co-creatie, met u van gedachte te wisselen.
- Wij krijgen meldingen van ouders die vastlopen met hun kinderen in het onderwijs door het niet goed functioneren van passend onderwijs en de inzet daarbij van jeugdhulp. Breder gezien gaat het om zorgstructuur van de scholen (po, vo, so en mbo) en de aansluiting hierop door de gemeente. Samenwerkingsverbanden van het onderwijs maken afspraken met de aangesloten scholen over de inzet van hun middelen voor passend onderwijs. De gemeente maakt op haar beurt afspraken met het onderwijs in de LEA (Lokaal Educatieve Agenda) over onder meer de aansluiting naar de jeugdhulp en het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. Scholen/samenwerkingsverbanden schijnen geld op de plank te laten liggen. Het zou goed als beide partijen naar elkaar toe duidelijk zijn in hun visie en transparant zijn in de besteding van hun middelen. Wij denken dat school als vindplaats en werkplaats voor hulp aan jeugdigen en hun ouders in Eindhoven nauwelijks van de grond is gekomen en dat er nog veel wordt doorverwezen: van school naar Wijeindhoven en/of huisarts en vervolgens naar een specialist (bijvoorbeeld GZ-psycholoog), waarna niemand meer weet wat er gebeurt en van een gezamenlijke aanpak (een kind, een plan) weinig sprake is. Wij adviseren een onafhankelijk onderzoek naar de huidige stand van zaken met als doel een verbeterprogramma passendonderwijs/jeugdhulp met als uitgangspunt de school als erkende werkplaats voor jeugdproblematiek. Ook hierbij kunnen ouders, organisatie van ouders en onderwijsexperts een constructieve rol vervullen. Wij zouden hierin graag meedenken.
- De Jeugdwet geeft een aantal partijen het wettelijk recht om rechtstreeks door te verwijzen naar specialistische jeugdhulp (pedagoog, psycholoog, psychiater enz.) zonder tussenkomst/bemoeienis van de gemeente. Een van die partijen is de huisarts samen met zijn POH (Praktijkondersteuner Huisarts). Zij zijn een belangrijke poortwachter van en doorverwijzer naar de GGZ/jeugdhulp. Welke afspraken heeft u met hen gemaakt om onnodige doorverwijzing te voorkomen, zodat de specialistische hulp vooral terecht komt bij degene die deze het hardst nodig heeft? Hoe komt u er achter dat dit steeds beter gaat lopen en hoe kunt ons hierin meenemen? Wetenschappers geven aan dat het geen kwaad kan als er bij de start van een specialistische behandeling meer richting en begrenzing wordt aangegeven in de behandelingsduur. Verlenging kan dan alleen in overleg met de oorspronkelijke verwijzer. De oorspronkelijke verwijzer dient natuurlijk wel ter zake kundig te zijn. Er zijn voorbeelden van onafhankelijke GZ-psychologen die bij huisartsen en op school diagnosen stellen, korte interventies zelf doen en heel gericht en met beperking in duur specialisten inschakelen. Een efficiëntere werkwijze die maakt dat anderen die ook dringend hulp nodig hebben niet op een wachtlijst hoeven te komen. - De presentatie van de gemeente betrof uitsluitend het inkopen van 2de lijn WMO en Jeugd Deze inkoopproducten staan natuurlijk niet los van wat daarnaast nog aan activiteiten WMO en Jeugd specifiek gesubsidieerd wordt. Hoe verhouden die twee geldstromen (inkoop en subsidie) zich? Is er zicht op dat hetgeen gesubsidieerd wordt ook daadwerkelijk de inkoop van specialistische hulp doet verminderen? Hoe komt het dat er zoveel geld bleef liggen bij de sociale basis daar waar op andere terreinen tekorten waren?
Uit jurisprudentie blijkt dat de gemeente niet verplicht is om in te kopen maar ook kan kiezen voor subsidiering. Daarmee kan veel sterker gestuurd worden en kan het deelnemersveld sterk begrensd worden tot bijvoorbeeld een beperkt aantal regionale spelers, die dan niet langer beschouwd worden als gulzige marktpartij maar partners in een complex zorgveld voor kwetsbare inwoners. Waarom gaan we van zorg een markt maken en vervolgens zorg inkopen. Bij markt hoort marktwerking en ook marktgedrag (ieder voor zich). Dit laatste is natuurlijk zeer problematisch daar we uitgaan van collegiale samenwerking van instellingen (een gezin, een plan, een regie) zal marktwerking deze juist tegengaan (verlies van de een wordt dan winst voor de ander). Met andere woorden de vraag waarom niet overgaan tot subsidiering en een zeer beperkt aantal instellingen (bijvoorbeeld 20) toelaten (dat zijn er nu 200!). Waarnaar zou een huisarts of Wijgeneralist moeten verwijzen als het om 200 aanbieders gaat, waar hij niemand van kent en waar hij het specifieke aanbod niet van kent. Een van de uitgangspunten van het rijk bij de decentralisatie was het tegengaan van de versnippering in de zorg!!!
Advies over “adviesnota wijzigingen Nadere regeling Sociaal Domein”
Geacht college,
De CRSD werd op 8 juni jongstleden gevraagd advies te geven over de adviesnota “wijzigingen Nadere Regeling Sociaal Domein” gedateerd 5 juni 2018. Ondanks de beperkte tijd, doordat het college is afgeweken van hetgeen in Artikel 7.7 NR SD staat vermeld, heeft de CRSD alles in het werk gesteld om over de voorgestelde wijzigingen een advies uit te brengen.
Op onze vergadering van 19 juni 2018 hebben wij het advies vastgesteld over het onderdeel Clientenparticipatie in de “Nadere regeling Sociaal Domein”. Hieronder treft u ons advies aan. Over het onderdeel PGB hebben wij op 12 juni 2018 een advies aan u uitgebracht. Over het onderdeel debiteurenbeleid brengen wij helaas geen advies uit omdat wij door de te grote tijdsdruk niet in staat zijn hierover met belanghebbenden tot afstemming te komen.
In de inleiding van de adviesnota wordt vermeld dat er een aantal voornamelijk “juridisch technische wijzigingen” in de Nadere Regeling Sociaal Domein worden voorgelegd. De CRSD is van mening dat dit geen juiste voorstelling van zaken is, in ons advies gaan wij daar nader op in. De cliëntenraad adviseert ten principale de voorgelegde wijzigingen in hoofdstuk 7 op dit moment niet door te voeren en pas nadat een evaluatie heeft plaatsgevonden, hoofdstuk 7, in samenspraak met de cliëntenraad, te wijzigen. Desondanks adviseren wij u toch verder inhoudelijk opdat onze stem niet verloren raakt indien ons ten principale advies tot niet wijzigen naast u neerlegt.
De CRSD heeft op basis van de analyse van het verschil in de huidige en voorgestelde tekst Nadere Regeling Sociaal Domein Hoofdstuk 7. Cliëntenparticipatie/Inspraak en medezeggenschap (grondslag artikel 6.1 Verordening SD) en mede op basis de ambtelijk juridische toelichting op 19 juni jongstleden, gezamenlijk het standpunt ingenomen dat de voorgestelde wijzigingen leiden tot beperkingen in de positie en ontwikkeling van de CRSD en de cliëntenparticipatie in het algemeen.
De CRSD is ook de mening toegedaan dat er afbreuk wordt gedaan aan de inzet van vele partijen, zoals die van ambtenaren, raadsleden en toenmalige Cliëntenraadsleden van de cliëntenraad Sociale Zaken, SW Raad (GRWRE Ergon) en de Participatie commissie. Al deze partijen hebben zich tijdens het decentralisatie traject ingezet bij de totstandkoming van de huidige tekst van Hoofdstuk 7. Nadere Regeling Sociaal Domein en zich sterk gemaakt voor cliëntenparticipatie in het algemeen. Deze inzet heeft geleid tot de tekst, zoals vermeld in het gemeenteblad van Eindhoven (2017, nr.012).
De CRSD benadrukt dat er geen evaluatie of overleg met de CRSD heeft plaatsgevonden over de voorgestelde wijzigingen in de Nadere Regeling Sociaal Domein. Wat ons betreft zijn de voorgestelde wijzigingen geen versterking van de, ook door u beoogde, inspraak/medezeggenschap/ cliëntenparticipatie van de burgers van de gemeente Eindhoven.
Wij hopen op spoedig antwoord van u en wij zijn uiteraard wij altijd bereid om met u hierover in gesprek te gaan.
Met vriendelijke groet,
Namens de Cliëntenraad Sociaal Domein,
Ab Czech, voorzitter,
25 juni 2018
Advies inzake product Zelfstandig Leven 4 (ADL)
De gemeente Eindhoven is bezig met het ontwikkelen van een nieuw product Zelfstandig Leven 4 (ADL). De doelgroep voor dit product zijn volwassenen met ernstige en/of chronische fysieke en/of zintuiglijke beperkingen, die daardoor niet in staat zijn de algemene dagelijkse levensverrichtingen buitenshuis uit te voeren en daarvoor ondersteunende begeleiding nodig hebben. In dit kader zijn er 2 ambtenaren aangesloten bij de CRSD vergadering van 11 december 2018 voor een toelichting en hebben we de werkinstructie ontvangen.
De CRSD vindt het positief dat er een speciaal product wordt ontwikkeld voor deze zwaardere doelgroep. Zoals voor iedere inwoner, is het ook voor deze doelgroep van groot belang dat zij de regie kunnen blijven voeren over hun eigen leven en met de juiste ondersteuning kunnen blijven participeren in de maatschappij. Daar mag geen onderscheid in zijn.
In de voorbereiding op de definitieve beschrijving van het product OZL – ADL, is er een aantal keer contact geweest met een specifiek lid van de cliëntenraad om een bijdrage te leveren in het opstellen van het product OZL – ADL. We vinden het teleurstellend dat niet alle input is overgenomen. Zo is er tijdens de telefoongesprekken gesproken over een range aan uren i.p.v. een vast aantal van 8 uur. Een range van uren maakt het mogelijk om maatwerk te bieden. Niet elke cliëntvraag is immers hetzelfde en kan meer of juist minder zijn.
De CRSD adviseert de gemeente om voor deze doelroep een range aan begeleidingsuren in te stellen, waarbij gekeken wordt naar de maatschappelijke bijdrage van het individu.
Zelfstandig leven ADL wordt geboden om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk leven. De begeleidingstaken worden vaak buitenshuis uitgevoerd. De ondersteunende begeleiding gaat in 99% van de situaties gepaard met persoonlijke verzorging of verpleging*) . Een specifieke benadering is dus altijd noodzakelijk (chronisch van aard d.w.z. dat er geen persoonlijke activerende c.q. ontwikkel of verbeterdoelen zijn). De begeleider is dus altijd medisch geschoold. Hoewel we onderschrijven dat er altijd gekeken moet worden naar een inzet vanuit sociale basis, zien wij dat dit voor deze doelgroep geen oplossing is.
*)Bijvoorbeeld Helpen bij mogelijke verstikking, comprimeren, verplaatsen in en uit een rolstoel, etc.
De CRSD is verder onthutst over de volgende frase uit de werkinstructie: Hoewel OZL – ADL onder andere wordt ingezet om ervoor te zorgen dat iemand kan meedoen in de maatschappij, is de inzet niet onuitputtelijk. Hoewel wij van mening zijn dat mensen in redelijke mate moeten kunnen meedoen in de maatschappij, gaan we er ook vanuit dat mensen met een beperking zich in enige mate moeten aanpassen aan de beperking en om die reden niet te allen tijde, aan alle activiteiten kunnen deelnemen (met gebruikmaking van OZL –ADL).
Bovenstaande is in zijn geheel in strijd met het VN verdrag (mensenrechten voor mensen met een beperking) en het door het ministerie van VWS gemaakte programmaplan “onbeperkt meedoen”.
Ieder individu is anders en het beleid van de gemeente moet de inwoner juist stimuleren en ondersteunen in het leveren van een maatschappelijke bijdrage die past bij de behoefte en mogelijkheden bij de betreffende persoon. Het mag niet zo zijn dat het beleid van de gemeente maakt dat inwoners hierin beperkt worden door onvoldoende ondersteuning te bieden.
De CRSD adviseert de gemeente dan ook om bovenstaande frase uit de werkinstructie te schrappen.
Herindicatie
De CRSD heeft vernomen dat dit product pas medio 2019 kan worden ingezet. Dit vormt een groot probleem voor de mensen waarbij de indicatie afloopt voor die tijd en/of mensen die vanaf 1 januari 2019 te maken krijgen met de doorgevoerde tariefverlaging. Het gaat hierbij alleen om de doelgroep zoals hierboven beschreven die medio 2019 in aanmerking gaan komen voor dit nieuwe product. Zij moeten nu een bezwaarprocedure opstarten, omdat ze anders in de problemen komen.
De CRSD acht het onwenselijk dat deze doelgroep nu onnodig een bezwaarprocedure moet opstarten, terwijl ze medio april in aanmerking komen voor het nieuwe product. Dit kost onnodig veel tijd, energie en stress. De gemeente haalt zich hier, ons inziens, onnodig veel extra werk mee op de hals. Door het gehanteerde beleid wordt er een situatie gecreëerd waarin inwoners genoodzaakt zijn een bezwaarprocedures op te starten. Gezien andere gerechtelijke uitspraken is de kans groot dat deze bezwaren gegrond verklaard gaan worden.
De CRSD adviseert het college van B&W om alle indicaties van mensen die tot deze zwaardere doelgroep behoren te verlengen, totdat het nieuwe product Zelfstandig Leven 4 (ADL) kan worden ingezet.
Dit voorkomt bureaucratie, dubbel werk door bezwaarprocedures en onnodige stress bij de inwoners.
Advies inzake protocol reguliere Jeugdhulp
De gemeente Eindhoven is bezig met het ontwikkelen van een protocol gebruikelijke Jeugdhulp. In dit kader zijn er 2 ambtenaren aangesloten bij de CRSD vergadering van 04 december 2018 voor een toelichting en hebben we het protocol ontvangen.
De CRSD vindt het positief dat er een protocol is opgesteld die inwoners duidelijk maakt wat redelijkerwijs wel of juist niet behoren bij een normale opvoeding van een kind. Wel hebben we een vraag omtrent de monitoring van overbelaste ouders of ouders die overbelast dreigen te raken. Wie heeft daarin de verantwoordelijkheid? Is dat alleen de ouder die mogelijkerwijs alles in het werk stelt om het toch zelf te doen óf zijn hier nog andere partijen in betrokken die ook aan de bel kunnen trekken?
Het protocol reguliere jeugdhulp is slecht 1 onderdeel van het gemeentelijk jeugdbeleid. Graag gaan wij met de gemeente in gesprek om een breder beeld te krijgen van het gemeentelijke jeugdbeleid omtrent bijvoorbeeld preventie. Hiervoor zullen wij de desbetreffende ambtenaar voor uitnodigen.
De CRSD zou graag betrokken worden bij de evaluatie van het protocol. We verwachten dat de gemeente hiertoe tijdig een aanzet zal geven en de CRSD vanaf het begin hierbij te betrekken.
De CRSD adviseert het college van B&W om een positieve beslissing te nemen omtrent het in werking stellen van het protocol reguliere Jeugdhulp